Boeken van Eowyn Ivey

Alaska, 1885. Kolonel Allen Forrester wordt gevraagd de woeste rivier de Wolverine in kaart te brengen. Met slechts enkele manschappen doorkruist hij de natuur, daarbij sporadisch geholpen door de indianenbevolking. Zijn buitengewone avonturen beschrijft hij in zijn dagboek en in brieven aan zijn vrouw Sophie, die noodgedwongen achterblijft in de legerbarakken nabij Portland.

Jaren later stuurt een verre nazaat een doos naar een museum in Alaska, met daarin de dagboeken, brieven en andere objecten van Allen en Sophie, die samen het verhaal vertellen van hun liefde, hun obsessie met de natuur en de wildernis aan de schitterende rand van de wereld.

Alaska, 1920. Het echtpaar Mabel en Jack heeft het moeilijk. Jack gaat gebukt onder de enorme hoeveelheid werk op de boerderij en het leven in zo'n onherbergzaam gebied. Zijn vrouw Mabel worstelt met het verdriet over het verlies van haar baby en met het feit dat ze geen kinderen meer konden krijgen.

Bij de eerste sneeuwval van het seizoen maakt het echtpaar in een opwelling een kind van sneeuw. De volgende morgen is de sneeuwpop verdwenen, maar vangen ze een glimp op van een blond meisje dat door het bos rent. Het kleine meisje, dat zichzelf Faina noemt en zo uit een sprookje lijkt te zijn gewandeld, verovert al snel hun harten, en ze zien haar maar al te graag als hun dochter.

Langzamerhand wordt Faina, een ontembaar meisje dat zich beter thuis voelt in de ruige natuur dan op hun boerderij, onderdeel van hun leven. Maar naarmate hun liefde voor haar groeit, neemt ook het besef toe dat zij hun hart kan breken.