Boeken van Aleen Leslie

Op een avond in februari neemt Sophie Weber de kleine Jane mee naar haar huis. Eigenlijk begint op dat moment voor het tienjarige kind het leven, hoe vreemd het ook mag klinken.
Van alles wat er vroeger in haar leventje is gebeurd, herinnert ze zich niets. Waar komt ze vandaan? Wie is ze eigenlijk? Waarom heeft Sophie haar meegenomen? Waar heeft ze gewoond en waar zijn haar ouders? Allemaal vragen waarop Jane het antwoord schuldig moet blijven.
Haar enige zekerheid en steun is Sophie, die maakt dat het meisje zich op haar gemak gaat voelen in het zonderlinge gezin van de Webers, waar het luidruchtig en vrolijk aan toegaat. Mama Weber bestuurt met krachtige hand het huishouden en probeert ook Sophie haar wil op te leggen. De vitale oude dame vindt dat het tijd wordt dat haar oudste dochter eens gaat trouwen. Sophie voelt echter niets voor een huwelijk. Haar belangstelling wordt bijna geheel opgeëist door de enorme zaak waarvan zij eigenares is. Boze tongen beweren zelfs dat ze op de plaats waar een ander zijn hart draagt, een kasregister heeft. Sophie weet in elk geval iedere jongeman die mama Weber haar opdringt, op de een of andere wijze de deur uit te werken.
Ondanks de luchthartigheid waarin de Webers schijnbaar leven, voelt Jane voortdurend een zekere dreiging. Ze meent dat ze in gevaar verkeert. Dat gevoel is zo sterk, dat haar houding tegenover Sophie erdoor beïnvloedt wordt. Het meisje begint haar beschermster te wantrouwen. Steeds wordt Jane gekweld door de vraag: Wie ben ik? Sophie weet meer dan ze wil loslaten; dat is duidelijk.
Zonder het te willen pleegt het kind verraad tegenover Sophie. En dan, onverwacht en als in een flits, komt de waarheid aan het licht. Een waarheid die én Jane én Sophie het wonder van de liefde doen beseffen.